Fowler geloofsontwikkeling model
Fowler geloofsontwikkeling model: in dit artikel wordt het Fowler geloofsontwikkeling model, ontwikkeld door James Fowler praktisch uitgelegd. Naast wat deze theorie is, bevat dit artikel ook een vergelijking van andere ontwikkelmodellen, de uitleg van de zeven fasen / stadia inclusief voorbeelden. Na het lezen begrijp je de basis van deze krachtige psychologische theorie. Veel plezier met lezen!
Wat is het Fowler geloofsontwikkeling model?
Het Fowler geloofsontwikkeling model is een raamwerk voor de spirituele ontwikkeling van mensen gedurende hun leven. Het model is ontwikkeld door theoloog James Fowler. Hij stelt dat de ontwikkeling van het spirituele besef van mensen parallel loopt aan andere aspecten van de menselijke ontwikkeling.
Hij suggereert hiermee dat spiritualiteit een basisaspect is van de menselijk bestaan. Net als cognitie, sociaal gedrag of motorische vaardigheden. James Fowler definieert het geloof en religie niet als één enkele juiste religie, maar als manier om met het universum om te gaan en betekenis te creëren in het leven.
James Fowler was directeur van het Center for Research on Faith and Moral Development en het Center for Ethics. In 2015 ging hij met pensioen. Hij vergaarde de meeste bekendheid met het ontwikkelingsmodel voor geloof. Hierover schreef hij in zijn boek ‘Stages of Faith: The Psychology of Human Development and the Quest for Meaning’.
Volgens James Fowler zijn er zeven primaire stadia van geloofsontwikkeling. Dat is inclusief een fase 0. De fasen worden verderop in dit artikel toegelicht.
Andere ontwikkelingsmodellen versus het Fowler geloofsontwikkeling model
Er is veel belangstelling voor de studie naar de menselijke ontwikkeling. Zowel theoretici als onderzoekers proberen een breed scala menselijke functies te verklaren.
Enkele van de meest bekende theorieën als het gaat om ontwikkeling is de cognitieve leertheorie van Jean Piaget. Daarnaast is het psychosociale model van Erik Erikson vaak geciteerd in wetenschappelijke onderzoek.
Fowler droeg ook bij aan de ontwikkeling van dit onderzoeksgebied. Zijn model voor geloofsontwikkeling is deels gebaseerd op deze eerdere werken over menselijke ontwikkeling. Het model voor geloofsontwikkeling is op grote schaal gebruikt en toegepast in veel situaties en heeft andere onderzoeken geïnspireerd.
Definitie van geloof volgens James Fowler
James Fowler beschrijft geloof als de universele kwaliteit van menselijke betekenisgeving. Hij stelt dat geloof het onderliggende proces van betekenisgeving is dat door alle mensen gebruikt wordt, ongeacht welke overtuigingen een rol spelen in het leven van mensen.
Geloof treedt dus altijd en bij iedereen op. Ook stellen mensen hun vertrouwen in geld, familie, religie of macht. Het geloofsontwikkelingsmodel beschrijft het proces waarin dit gebeurt in zeven fasen.
Fase 0: Ongedifferentieerd geloof
Stadium 0 begint vanaf de geboorte tot ongeveer het tweede levensjaar. Een kind leert in deze fase te vertrouwen op de goedheid of slechtheid van de wereld op basis van de manier waarop het kind door zijn ouders wordt behandeld.
De baby verwerft als het goed is in deze fase een gevoel van zekerheid, consistentie en vertrouwen. Deze gevoelens vertalen zich later in gevoelens van vertrouwen en zekerheid in het universum en het goddelijke.
Omgekeerd kunnen situaties van verwaarlozing of mishandeling leiden tot de vorming van gevoelens van wantrouwen en angst ten opzichte van het universum en het goddelijke. Dit vormt in veel gevallen de kiem voor latere twijfel en angst of het bestaan op aarde.
Deze fase sluit aan bij de sensorisch-motorische fase van Jean Piaget.
Fase 1: Intuïtief-projectief geloof
Fase 1, de tweede fase, is de fase waarin kinderen symbolen en hun verbeeldingskracht beginnen te gebruiken. Deze fase begint waar fase 0 eindigt en loopt door tot ongeveer het zevende levensjaar.
Kinderen zijn in deze fase erg op zichzelf gericht en zijn geneigd om ideeën over goed en kwaad heel letterlijk te nemen. Het vermogen om werkelijk van fantasie te onderscheiden is nog niet goed ontwikkeld. Ook zijn ze over het algemeen nog niet goed in staat om de wereld vanuit het perspectief van een ander te bekijken. Robert Keeley schrijft daarover: kinderen kunnen niet denken als een wetenschapper, geen logische argumenten overwegen en complexe ideeën doordenken en uitwerken.
Kinderen in deze fase kunnen daarom ook nog geen geformaliseerde religieuze overtuiging ontwikkelen.
Geloof is in dit stadium ervaringsgericht en ontwikkelt zich vooral door het horen van verhalen, beelden en de invloed van anderen. Ook een besef van wat goed en kwaad is ontwikkelt zich in deze fase.
Deze fase sluit aan bij pre-operationele fase van Jean Piaget.
Fase 2: Mythisch-letterlijk geloof
De derde fase begint rond het zesde of zevende levensjaar en loopt door tot ongeveer het twaalfde levensjaar. In deze fase wordt informatie georganiseerd in verhalen en worden samen met morele regels concreet begrepen door het kind. Er is nog weinig vermogen om afstand te nemen van een verhaal en een overkoepelende betekenis te formuleren.
Rechtvaardigheid en billijkheid worden gezien als wederkerig. Sommige mensen blijven hun hele leven in deze fase.
Fase 3: Synthetisch-conventioneel geloof
Fase drie begint vanaf ongeveer het twaalfde levensjaar tot het achttiende levensjaar. Deze fase wordt gekenmerkt door de identificatie van jongvolwassenen met een religieuze instelling, geloofssysteem of autoriteit. Ook de persoonlijke religie of spiritualiteit neemt een groeispurt.
Ook conflicten kunnen beginnen op te treden in deze fase. Die worden echter veelvuldig genegeerd omdat ze een bedreiging vormen voor de identiteit van een persoon, die tenslotte voor een groot deel gebaseerd is op geloof.
Wat ooit eenvoudige en boeiende verhalen waren, wordt nu gezien als een samenhangend verhaal over waarden en moraal. Kinderen ontwikkelen in deze fase het vermogen om abstract te denken en betekenislagen te zien in de verhalen, rituelen en symbolen van hun geloof.
Fase 4: Individueel reflecterend geloof
Fase 4 wordt individueel-reflectief genoemd en loopt van de leeftijd halverwege de twintig jaar oud tot eind dertig. Deze fase wordt gekenmerkt door angst en strijd als de persoon verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar overtuigingen en gevoelens.
Robert Keeley stelt dat mensen al vele generaties cognitieve dissonantie ervaren bij echte geloofsvragen die men in deze fase aanpakt.
Mensen in deze fasen beginnen hun eigen veronderstellingen in twijfel te trekken. Naast het in twijfel trekken van hun veronderstellingen over het geloof, beginnen ze ook bestaande gezagsstructuren binnen hun geloof in twijfel te trekken.
Dat is het moment waarop iemand zijn of haar religieuze gemeenschap de rug toe draait. Dat is de enige oplossing wanneer ze hun vragen niet beantwoord krijgen.
Fase 5: Conjunctief geloof
Deze fase wordt ook wel de tijd van de midlifecrisis genoemd. Iemand in deze fase erkent dat er paradoxen en mysteries hangen aan de transcendente waarden en normen van het geloof.
Dit heeft als gevolg dat een persoon verder gaat dan de traditionele overtuigingen die hij of zij geërfd heeft van de eerdere stadia van geloofsontwikkeling.
Dat betekent simpelweg dat de moeilijke vragen en worstelingen uit de vorige fase plaats maken voor een comfortabelere plek. Er is een antwoord gevonden op enkele van de moeilijke vragen en de persoon voelt zich goed met de wetenschap dat sommige antwoorden gewoon niet makkelijk te vinden zijn.
Waar in vorige fasen zelfreflectie centraal stond, maakt dat in deze fase plaats voor een besef van het belang van gemeenschappen in de geloofsontwikkeling. Mensen zullen dus het geloof niet snel meer de rug toedienen, mede vanwege de sociale status die ze hebben opgebouwd in de gemeenschap.
Veel mensen die deze fase bereikt hebben beginnen steeds meer open te staan voor de religies en geloofsperspectieven van andere mensen. Dat is niet omdat ze afstand nemen van hun eigen geloof, maar omdat ze denken dat het geloof van anderen hun eigen geloof kan informeren, verdiepen en verrijken.
Fase 6: Universeel geloof
Deze fase wordt ook wel de verlichtingsfase genoemd, of latere volwassenheid. Deze fase wordt slechts door een beperkt aantal mensen bereikt. Een persoon in deze fase wordt niet beperkt door verschillen in religieuze stromingen of spirituele overtuigingen tussen mensen in de wereld. Hij of zij beschouwt alle wezens als mensen die medeleven en begrip kunnen tonen.
Een voorbeeld van een persoon in deze fase is het leven van graaf Leo Tolstoj. In zijn latere jaren benadrukte hij het belang van gelijkheid tussen mensen, ascese in de levensstijl van mensen en het belang van mededogen voor iedereen. Mede hierom werd hij verstoten uit de Russische orthodoxe kerk.
Mensen die zich in dit stadium bevinden hebben de potentie om belangrijke religieuze figuren te worden. Dat komt omdat zij het vermogen hebben om met iedereen in elke fase van geloofsontwikkeling om te gaan zonder neerbuigend te doen.
Mensen in deze fase koesteren het leven, maar tillen ook niet te zwaar aan het leven. Ze zetten hun geloof om in actie, dagen de status-quo uit en werken aan het creëren van rechtvaardigheid en gerechtigheid in de wereld.
Andere voorbeelden van mensen in deze fasen zijn bijvoorbeeld Gandhi en Moeder Teresa.
Nu is het jouw beurt
Wat denk jij? Herken jij de uitleg over het Fowler model van geloofsontwikkeling? Ben jij gelovig? Merk jij dat je door verschillende fasen van spiritualiteit gaat? Welke tips heb jij voor mensen die twijfels hebben over hun geloof? Heb jij andere tips en opmerkingen?
Deel jouw kennis en ervaring via het commentaar veld onderaan dit artikel.
Meer informatie
- Dyer, W. W. (1991). Manifest Your Destiny: The Nine Spiritual Principles for Getting Everything You Want. HarperAudio.
- Fowler, J. W., & Dell, M. L. (2006). Stages of faith from infancy through adolescence: Reflections on three decades of faith development theory. The handbook of spiritual development in childhood and adolescence, 34-45.
- Fowler, J. W. (1991). Stages in faith consciousness. New Directions for Child and Adolescent Development, 1991(52), 27-45.
- Parker, S. (2006). Measuring faith development. Journal of Psychology and Theology, 34(4), 337-348.
- Rose, D. B. (1991). An instrument to measure four of James Fowler’s stages of faith development (Doctoral dissertation. California School of Professional Psychology-Fresno).
Citatie voor dit artikel:
Janse, B. (2022). Fowler geloofsontwikkeling model. Retrieved [insert date] from Toolshero: https://www.toolshero.nl/psychologie/fowler-geloofsontwikkeling-model/
Oorspronkelijke publicatiedatum: 24/06/2022 | Laatste update: 04/06/2024
Wilt u linken naar dit artikel, dat kan!
<a href=”https://www.toolshero.nl/psychologie/fowler-geloofsontwikkeling-model/”>Toolshero: Fowler geloofsontwikkeling model</a>